Ad Hermus is hoogleraar Interne Geneeskunde, in het bijzonder endocriene ziekten in Nijmegen en voorzitter van het Radboudumc Expertisecentrum voor Bijnierziekten.
Laatst was ik op een symposium over kunstmatige intelligentie in de zorg. Kunstmatige intelligentie is de toepassing van computersoftware, die leert van ervaring, zich aanpast aan nieuwe input en taken voltooit die lijken op menselijke intelligentie.
Toepassing van kunstmatige intelligentie staat op het punt van doorbreken in de beeldvormende diagnostiek. Er wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling van software die de radioloog kan ondersteunen bij routinewerk. Software voor de beoordeling van borstonderzoek (mammografie) is thans zover ontwikkeld dat beoordeling door de computer even goed is als beoordeling door de radioloog. Vooral in landen waar een tekort is aan radiologen, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten,is het aantrekkelijk wanneer de computer de diagnostiek van eenvoudige gevallen geheel overneemt,zodat de radioloog zich kan buigen over de meer ingewikkelde gevallen.Software voor het opsporen van tuberculose op foto’s van de borstkas is reeds zover geperfectioneerd dat de computer deze routineklus beter uitvoert dan de radioloog.Software ontwikkeld door het Nijmeegse bedrijf Thirona wordt nu al in meer dan 30 landen, vooral ontwikkelingslanden, gebruikt voor screening op tuberculose. Een enorme vooruitgang, want in een land als Zambia, met evenveel inwoners als Nederland, werken maar twee radiologen! Ook software voor beoordeling van het netvlies bij bijvoorbeeld patiënten met diabetes en voor routinematig pathologie-onderzoek is veelbelovend.
Gaat de computer dan over enige tijd de dokter helemaal vervangen?
Dat verwacht ik niet. Maar zeker is dat de computer in de toekomst een nog belangrijkere rol in de spreekkamer en aan het ziekbed gaat spelen dan nu al. In de toekomst zal in elk ziekenhuis het electronische patiëntendossier (EPD) computersoftware bevatten, die arts en patiënt adviseert bij het stellen van diagnoses en het maken van “personalized” behandelplannen. Dit op basis van alles wat eerder in de internationale literatuur beschreven is, aangevuld met zo veel mogelijk “real world data”. De Israelische bestsellerauteur Yuval Harari denkt zelfs dat de computer over enige tijd, gebruikmakend van alle data die er over iemand digitaal beschikbaar zijn, beter dan de patiënt zelf en de behandelend arts de beste behandeling voor een bepaalde patiënt kan selecteren. Of dat altijd zo zal zijn betwijffel ik, maar feit is dat recent het Amsterdamse bedrijf Pacmed een computerprogramma ontwikkeld heeft dat, op basis van gegevens van 110.000 patiënten uit de huisartsenpraktijk, heel precies kan adviseren wat de beste behandeling is voor een specifieke patiënt met blaasontsteking. Zij hebben ook op basis van “real world data” software ontwikkeld die aangeeft of patiënten veilig ontslagen kunnen worden van de Intensive Care.
Zijn er ook specifieke toepassingen van kunstmatige intelligentie voor bijnierpatiënten te bedenken?
Het zou mooi zijn als huisartsen de beschikking zouden krijgen over software die kan assisteren bij het vroeg op het spoor komen van zeldzame ziekten, bijvoorbeeld bijnierschorsinsufficiëntie, het syndroom van Cushing en primair hyperaldosteronisme. Gebruikmakend van “big data” kan wellicht computersoftware beter dan de menselijke geest bepalen wie van de vele patiënten met moeheid, overgewicht en hypertensie in een vroeg stadium verder onderzocht moeten worden op deze zeldzame bijnierziekten. Wat een vooruitgang zou dat zijn.