Wat is primaire bijnierschorsinsufficiëntie?
Primaire bijnierschorsinsufficiëntie is een vorm van bijnierschorsinsufficiëntie waarbij de aanmaak van bijnierschorshormonen is verminderd door een probleem van de bijnieren zelf.
Wat is de oorzaak van primaire bijnierschorsinsufficiëntie?
De meest voorkomende vorm van primaire bijnierschorsinsufficiëntie is een ontsteking van de bijnieren door een auto-immuun ziekte. Dat wordt ook wel de ziekte van Addison genoemd. Hierbij ontstaan er antistoffen in het lichaam die zich richten tegen de bijnieren zelf. Er ontstaat een ontsteking van de bijnieren waardoor de schors wordt beschadigd. Hierdoor kunnen belangrijke hormonen niet meer worden gemaakt.
Een primaire bijnierschorsinsufficiëntie kan ook door andere problemen veroorzaakt worden:
- Verwijdering van beide bijnieren met een operatie (beiderzijdse adrenalectomie)
- Een infectieziekte
- Bloeding of trombose
- Een gezwel of uitzaaiingen van een gezwel in de bijnieren
- Na bestraling in het gebied van de bijnieren
- Door bepaalde ziekten zoals ijzerstapelingsziekte, sarcoïdose of amyloïdose
- Door het gebruik van bepaalde medicijnen
Soms komt de ziekte van Addison voor met andere vormen van een auto-immuun ziekte. Dat wordt een polyglandulair auto-immuun syndroom genoemd. Voorbeelden hiervan zijn de ziekte van Hashimoto (hypothyreoïdie: te traag werkende schildklier), de ziekte van Graves (hyperthyreoïdie: te snel werkende schildklier), diabetes mellitus type 1 (suikerziekte) en coeliakie.
Soms wordt primaire bijnierschorsinsufficiëntie veroorzaakt door een erfelijke ziekte.
Hoe vaak komt primaire bijnierschorsinsufficientie voor?
Het is niet goed bekend hoe vaak primaire bijnierschorsinsufficiëntie voorkomt in Nederland. De schattingen lopen uiteen van 93 tot 140 per miljoen. Dit komt neer op ruim 2000 mensen in Nederland.
Wat zijn de gevolgen van primaire bijnierschorsinsufficiëntie?
De meest voorkomende klachten en problemen bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie zijn:
- Moeheid, gebrek aan energie, futloosheid
- Misselijkheid en braken
- Minder zin om te eten
- Gewichtsverlies
- Lage bloeddruk
- Zouthonger
- Donkere verkleuring van de huid en/of tandvlees
- Pijnlijke spieren en gewrichten
- Somberheid
- Gebrek aan concentratie en aandacht en geheugenproblemen
Hoe wordt primaire bijnierschorsinsufficiëntie vastgesteld?
Er wordt onderzoek gedaan naar de hoeveelheid cortisol in het lichaam. Een te laag cortisol kan worden ontdekt door ’s ochtends vroeg het cortisolgehalte in het bloed te bepalen. Indien het cortisol zeer laag is, is er sprake van bijnierschorsinsufficiëntie. Vaak is er nog een ander onderzoek nodig, omdat de waarde van het cortisol in het bloed onvoldoende duidelijkheid geeft. Dat onderzoek is een ACTH-test. Hierbij wordt het hormoon ACTH toegediend via een infuus of een injectie in de spier. Op verschillende tijdstippen wordt het cortisol gemeten in het bloed. Indien het cortisol onvoldoende stijgt na toediening van het ACTH, is er sprake van bijnierschorsinsufficiëntie. Bij primaire bijnierschorsinsufficiëntie is het hormoon ACTH sterk verhoogd. Daarnaast kunnen vaak ook andere afwijkingen in het bloed worden gezien, zoals een verlaagd aldosteron, een hoog renine en een verlaagd DHEA(S). Soms is er een laag natrium en een verhoogd kalium in het bloed aantoonbaar. Er wordt vervolgens gekeken naar de aanwezigheid van antistoffen tegen de bijnieren. Indien de antistoffen verhoogd zijn, is er sprake van de ziekte van Addison. Indien er geen antistoffen worden ontdekt, wordt een CT-scan van de bijnieren gemaakt. Hierbij kan gekeken worden naar aanwezigheid van verkalkingen (die worden vaak gezien bij tuberculose), een bloeding, tumoren of andere afwijkingen van de bijnieren.
Wat is de behandeling van primaire bijnierschorsinsufficiëntie?
Primaire bijnierschorsinsufficiëntie wordt behandeld met hydrocortison of cortisonacetaat (ter vervanging van cortisol) en fludrocortison (ter vervanging van aldosteron). Soms wordt ook DHEA (dehydro-epiandrosteron) gegeven.
Mensen met een primaire bijnierschorsinsufficiëntie worden jaarlijks gecontroleerd door een internist (-endocrinoloog). Er wordt gekeken naar resterende klachten en verschijnselen en er wordt bloedonderzoek verricht en indien mogelijk wordt de behandeling aangepast. Daarnaast wordt gelet op mogelijke complicaties van de aandoening of de ziekte op de lange termijn.