Inleiding
Bijdrage knelpuntenanalyse BijnierNET
In opdracht van Stichting BijnierNET hebben wij geïnventariseerd hoe de zorg voor patiënten met een bijnierziekte kan worden verbeterd. In het kader van het maken een kwaliteitsstandaard bijnierziekten is er een knelpuntenanalyse gedaan. Deze knelpuntenanalyse is uitgevoerd door Lisanne Smans in 2015. Aanvullend zijn er interviews uitgevoerd voor de zorg van mensen met bij bijnierschorsinsufficiëntie, het adrenogenitaal syndroom (AGS), Cushing, primair hyperaldosteronisme en feochromocytoom. De resultaten van deze interviews, alsmede aanbevelingen met betrekking tot de zorg voor bijnierpatiënten worden gepresenteerd in dit rapport.
Werkwijze
Ter verdieping van de bevindingen van de knelpuntenanalyse zijn interviews gehouden met patiënten met een bijnieraandoening, specialisten op het gebied van bijnierziekten en een ICT expert. In deze interviews zijn de interpretatiekaders van betrokkenen achterhaald. Dit houdt in dat hen gevraagd is naar de belangrijkste knelpunten die
zij ervaren met betrekking tot de aandoening, de zorgverlening, de organisatie en financiering van de zorg, consequenties voor opleiding en werk, etc., afhankelijk van de rol van de betreffende persoon. Vervolgens is hen gevraagd naar mogelijke oplossingen voor ervaren en gesignaleerde knelpunten. De knelpunten en oplossingen zijn in een breder perspectief geplaatst van opvattingen over oorzaken van knelpunten en achterliggende normen en waarden. Tevens zijn E-health applicaties geïntroduceerd als mogelijke oplossing voor knelpunten. Onder E-health applicaties worden alle medische gezondheidsservices verstaan die gebaseerd zijn op moderne informatie en communicatie technologieën. Volgens deze omschrijving is telefoneren geen E-health applicatie, dit in tegenstelling tot beeldbellen. Deze aanpak is gebaseerd op inzichten uit de argumentatieve beleidstheorie (Grin J, Interactieve Technology Assessment. Den Haag, Rathenau Instituut (1997)).
Deelnemers
Patienten
Een willekeurige steekproef van leden van de Bijniervereniging NVACP is via de ledenadministratie per e-mail uitgenodigd voor deelname aan een interview. Bij de eerste vorm van steekproeftrekking is uitgegaan van het streven naar maximale variatie wat betreft de patiënten, waarbij gezocht is naar patiënten met verschillende bijnierziekten.
Hiertoe is door middel van software 10% van de leden per aandoening geselecteerd. Van de 137 NVACP-leden die via email gecontacteerd zijn, stonden 31 patiënten open voor een interview. Acht patiënten variërend in leeftijd, geslacht en aandoening zijn benaderd voor een interview. Met zes van hen was het mogelijk een interview te plannen. Deze patiënten zijn geselecteerd als startpunt. Aan het eind van ieder interview is de patiënt gevraagd om nieuwe patiënten te introduceren voor deelname. Werving van patiënten is gestopt op het met moment van theoretische verzadiging, saturatie.
Overige stakeholders
Startpunt voor het werven van overige stakeholders was een gesprek met een internist- endocrinoloog. Aan het eind van dit interview is gevraagd naar andere relevante stakeholders. Deze zijn vervolgens per mail uitgenodigd om deel te nemen aan een interview. Daarnaast zijn binnen het eigen netwerk actief personen benaderd voor deelname.
Dataverzameling
In een semigestructureerd interview zijn de volgende onderwerpen behandeld:
- Hoe is het om ziekte (X) te hebben?
- Welke problemen komt u tegen (in het dagelijks leven)?
- Wat zijn mogelijke oplossingen voor deze problemen? Waarom is dit een oplossing / werkt dit?
- Wat is het ideaal beeld rondom deze problemen? Waarom is dat ideaal?
- Kan een E-health applicatie een bijdrage leveren aan de ervaren problemen?
Knelpunten vanuit patientenperspectief
Acht van de 13 patiënten hadden last van vermoeidheid. Zeven van deze patiënten benoemen vermoeidheid als hun belangrijkste klacht. Van de vijf adolescenten, geeft één patiënt aan last te hebben van vermoeidheid en één patiënt benoemt gebrek aan energie als zijn belangrijkste klacht.
Patiënten geven aan dat de hoeveelheid energie die ze ervaren fluctueert tussen de dagen en zelfs gedurende de dag. Eén patiënt omschreef dit als volgt:
‘Eigenlijk heb ik geen beperkingen, zo zie ik het zelf. Ik kan alles doen wat ik wil, maar ik krijg continue de rekening gepresenteerd.’
Een betere instructie / handleiding met betrekking tot medicijninname wordt gezien als belangrijkste oplossing voor dit probleem. Bij een verhoging van inname van cortisol ervaren patiënten een toename in energie. Ze zijn echter terughoudend in het ophogen van de dosis, gezien de toename in kans op bijwerkingen zoals osteoporose. In de ideale situatie is er een optimale balans tussen medicijninname en energieniveau. Om dit te realiseren is er de behoefte aan meer informatie en betere handvatten met betrekking tot medicijninname.
Andere mogelijke oplossingen die zijn genoemd, zijn het verdelen van activiteiten over de dag en fysieke revalidatie. Hulp bij het maken van strategische keuzes voor het verdelen van activiteiten over de dag of week en een verbeterde fysieke conditie kunnen volgens patiënten de relatieve belasting van dagelijkse activiteiten verminderen.
Een tweede probleem dat meermaals is genoemd betreft angst voor crisis (7 van de 13 patiënten). Deze angst is minder aanwezig onder adolescenten, 2 van de 5 jongeren geven aan angst te hebben voor een Addison-crisis.
De mate waarin patiënten angst voor een crisis ervaren verschilt tussen individuen. Het doormaken van crisis in het verleden, zorgt bij de ene patiënt voor een afname van angst, terwijl dit bij een andere patiënt zorg voor een toename. Ondanks deze verschillen, suggereren patiënten overeenkomstige oplossingen om angst voor crisis te reduceren.
De eerste oplossing is een training rondom diverse aspecten die zich voordoen tijdens en voorafgaand aan een crisis; hoe moet er gehandeld worden ten tijde van een crisis en welke signalen zijn voortekenen van een crisis. Idealiter zouden zowel patiënten als naasten deze training volgen. De gedachtegang is dat als zowel de patiënt zelf als de omgeving weet hoe te handelen ten tijde van een crisis, de gevolgen beperkt blijven.
Tevens denken patiënten dat het dragen van waarschuwingsmiddelen die wijzen op het hebben van de aandoening kunnen helpen. Voorbeelden van waarschuwingsmiddelen die genoemd zijn, zijn: SOS armband, SOS gordelhoes voor in de auto, noodbrief en stressinstructiekaart. Deze middelen informeren omstanders over de gezondheidssituatie van de patiënt en geven tevens concrete suggesties wat te doen indien zich een crisis voordoet. Volgens patiënten verhoogt het dragen van waarschuwingsmiddelen het gevoel van veiligheid in openbare ruimtes. Hoewel de angst voor een crisis minstens
zo invloedrijk lijkt als het daadwerkelijk doormaken van een crisis, is de prioriteit preventie. Volgens patiënten kan dit gerealiseerd worden door het vergroten van grip op de aandoening. Meer grip leidt tot minder crisissen hetgeen volgens patiënten ook automatisch leidt tot minder angst om een crisis te krijgen.
Het gevoel in beperkte mate grip te hebben op de aandoening wordt door acht patiënten ervaren als een probleem. Dit is inclusief twee patiënten die recentelijk gediagnosticeerd zijn met bijnierziekten. Zij ervaren beperkte grip, maar benoemen dit niet als een voornaam probleem.
De mate waarin bijnierpatiënten grip ervaren is afhankelijk van de eigen kennis over de aandoening en de mate van controle. Controle is voor patiënten uit te splitsen in twee elementen (1) gaat het goed met de patiënt en (2) de duur tussen crisissen. Hoe langer het duurt voordat een nieuwe episode van een crisis zich voordoet, hoe meer controle en dus grip de patiënt ervaart. Eén patiënt zei het volgende over het hebben van grip op de aandoening:
‘Ik heb wel grip op de ziekte, maar je kan er niks aan doen. Ik kan mijn leven en beetje bepalen zodat ik geen crisis krijg, maar heb ik dan grip op de ziekte, of heeft de ziekte grip op mij? Ik probeer regie te hebben om mijn leven in te delen, dus ik heb wel wat regie en misschien dus ook grip, maar er moet gewoon niks aparts gebeuren.’
Patiënten (n = 7) veronderstellen dat het hebben / verkrijgen van betrouwbare informatie die praktisch toepasbaar is in het dagelijks leven een bijdrage kan leveren aan de mate van grip. Hierbij kan gedacht aan het hebben van een noodnummer, maar ook informatie over het verhogen van de dosering van medicatie voorafgaand aan een activiteit.
Informatie wordt als betrouwbaar beschouwd als het goedgekeurd is door, of afkomstig is van een professional uit de reguliere gezondheidszorg of erkende specialist op het gebied van bijnierziekten.[/accordion-item]
Er worden problemen ervaren bij het nastreven van persoonlijke doelen door zeven patiënten. Vooral adolescenten, vier van de vijf, geven aan hier moeite mee te hebben. Gezien hun levensfase hebben zij continue te maken met nieuwe doelen, zoals spreken in het openbaar, het behalen van een rijbewijs, zelfstandig wonen, maar ook het krijgen van kinderen. Het nastreven van deze doelen vraagt van hen om de ziekte te managen in een nieuwe situatie. Patiënten hebben behoefte aan informatie over wat er nodig is om persoonlijke te doelen te realiseren, wat betekent dit voor medicatie inname en welke gevolgen heeft het eventueel afbouwen van medicatie?
Hoewel de patiënten zelf voor het eerst te maken krijgen met deze nieuwe doelen, zijn er andere patiënten die deze fase reeds hebben doorlopen. In plaats van alles zelf te verkennen, willen patiënten leren van anderen. Hun ervaringen, de opgedane kennis en/ of personen en organisaties die kunnen helpen bij het realiseren van persoonlijke doelen zien patiënten graag gebundeld op één plek. Bij voorkeur gebeurd dit digitaal zodat uitwisseling tussen diverse betrokken partijen geoptimaliseerd kan worden.
Zes patiënten hebben, in meer of mindere mate, te maken met onbegrip vanuit de omgeving of hebben hiermee in het verleden te maken gehad. Voor twee volwassen en twee adolescenten speelt dit probleem nog steeds. Als over de omgeving wordt gesproken hebben patiënten het over (ex)collega’s, vrienden en/of kennissen, maar ook
over zorgverleners en overheidsinstanties. Vanuit de directe familie wordt geen onbegrip ervaren. Het gaat hier specifiek om onbegrip na diagnose.
De omgeving kan aan de buitkant niet zien dat een patiënt ziek is, waardoor het moeilijk is om uit te leggen wat er mis is en welke consequenties dat heeft. Patiënten vinden het lastig te verkopen dat ze fysiek onwel worden voor een examen of andere spannende activiteit zonder het innemen van extra medicatie, terwijl ze zich na de gebeurtenis vaak weer prima voelen. Dit wordt extra bemoeilijkt doordat de belastbaarheid van patiënten tussen dagen erg kan variëren. Patiënten hechten er aan zich begrepen te voelen, dit vraagt van de omgeving dat ze de aandoening begrijpen.
De oplossing die patiënten voor dit knelpunt aandragen is het informeren van de omgeving. Dit kan online maar ook via een folder, of in het geval van jongeren via een spreekbeurt. Als patiënten in contact komen met zorgverleners of overheidsinstanties prefereren ze een persoon die reeds ervaring heeft met patiënten met bijnierziekten. In het geval wanneer dit niet mogelijk is, is een informatiefolder een goed alternatief.
In totaal is er met 13 patiënten met een bijnierziekte gesproken.
-
8 vrouwen en 5 mannen
-
Gemiddelde leeftijd 41 jaar (range van 19 tot 75 jaar)
-
5 adolescenten (19-21 jaar), 8 volwassenen (32-75 jaar)
-
2 van de volwassen patiënten zijn recent (<6 maanden) gediagnosticeerd
-
6 bijnierschorsinsufficiëntie, 4 syndroom van Cushing, 2 primair hyperaldosteronisme, 1 adrenogenitaal syndroom
-
Patiënten zijn benaderd vanuit de Bijniervereniging NVACP en het Radboudumc
-
10 interviews hebben plaatsgevonden in thuissituatie, 3 in het Radboudumc
-
Bij 5 interviews was een partner / ouder bij het gesprek aanwezig
-
Alle patiënten zijn lid van de bijniervereniging NVACP
Knelpunten en verbeterpunten
Volgens zorgprofessionals is de tijd tot het stellen van de diagnose het belangrijkste probleem vanuit het perspectief van de patiënt. Zij zien echter geen eenduidige oplossing om deze periode, waarin er wel klachten zijn, te verkorten. De lage prevalentie van bijnieraandoeningen in combinatie met de aspecifieke klachtenpresentatie maakt vroegdiagnostiek haast onmogelijk. Keuzehulpen en het verhogen van diagnostische handelingen worden genoemd als opties om de tijd tot diagnose te verkorten. Aan
deze laatste optie zitten echter ook nadelige consequenties vast; niet alleen kan diagnostiek mogelijk leiden tot schade (endoscopie – kans op perforaties), de zorg wordt ook aanzienlijk duurder als het aantal handelingen wordt vergroot. Daarnaast zijn professionals terughoudend in het uitvoeren van diagnostisch onderzoek indien er geen duidelijke vraag is. Zonder concrete vraag kan er van alles gesignaleerd worden.
Het is daarom volgens zorgprofessionals belangrijk om af te wegen wanneer een patiënt wordt doorverwezen voor verder onderzoek. Deze afweging ligt primair bij de huisarts. Indien een patiënt is doorverwezen naar een internist is het eenvoudiger om aanvullende diagnostiek uit te voeren, tevens is deze alerter op de mogelijke aanwezigheid van bijnierziekten.
Een probleem dat wordt benoemd voor reeds gediagnosticeerde patiënten is de acute zorg. Het niet herkennen van situaties die acute zorg behoeven of niet weten hoe te handelen in een acute situatie, kost mensenlevens. Het informeren van patiënten, mantelzorgers en huisartsen om deze situaties te herkennen kan bijdragen om levensbedreigende situaties te voorkomen. Bij voorkeur weten deze groepen tevens welke handelingen nodig zijn in het geval van een acute situatie.
Zorgprofessionals benoemen vermoeidheid als de meest voorkomende en beïnvloedende restklacht na diagnose. Volgens zorgprofessionals is het in de lijn der verwachtingen dat patiënten iets van restklachten blijven houden bij aandoeningen als bijnierziekten. Restklachten zijn niet volledig oplosbaar. Om de restklacht vermoeidheid te reduceren kunnen patiënten volgens zorgprofessionals fysieke revalidatie ondergaan. Tevens is het mogelijk om de consequenties van de klachten te verminderen middels het verstrekken van hulpmiddelen zodat er meer begrip ontstaat voor de aandoening
Momenteel ontbreekt het aan een methode om goede bloedbepalingen te doen bij mensen met bijnierziekten. Op basis van het verhaal van de patiënt is het aan de arts om te bepalen of de medicatie van de patiënt goed is ingesteld. Ervaring met patiënten met bijnierziekten helpt om het verhaal van de patiënt in perspectief en context te plaatsen. De zorg voor patiënten met bijnierziekten kan tevens worden verbeterd door accreditatie voor expertise op het gebied van bijnierziekten voor internist-endocrinologen.
Scholingen zouden kunnen worden aangeboden door de Nederlandse Internisten Vereniging of de Nederlandse Vereniging voor Endocrinologie. Deze scholingen moeten internisten in staat stellen om up-to-date te blijven over de laatste ontwikkelingen en nieuwe specialisten in te wijden in het vakgebied. Dit is echter alleen zinvol indien in het ziekenhuis faciliteiten aanwezig zijn om expertise te bieden op het gebied van bijnierziekten. Voorbeelden van faciliteiten die benoemd zijn, zijn stressinstructie cursussen voor patiënten en 24-uurs bereikbaarheid van een specialist op het gebied van bijnierziekten in het geval van spoed.
In het kader van de knelpuntenanalyse middels interviews is er met vier professionals gesproken:
- 2 endocrinologen, 1 huisarts, 1 ICT expert
- 3 professionals zijn verbonden aan het Radboudumc
- 2 zijn actief betrokken bij BijnierNET
- 2 hebben ervaring met patiënten met bijnierziekten
eHealth
Het gebruik van E-health applicaties beperkt zich met name tot het ‘googlen’ van informatie. Indien een patiënt klachten ervaart, zoekt hij informatie over de klacht; past het bij mijn aandoening, wat kan ik aan de klacht doen etc. Één patiënt heeft nog nooit gebruik gemaakt van online hulpmiddelen om informatie over haar aandoening te zoeken. Dit is echter niet gerelateerd aan de aandoening, in zijn algemeenheid maakt zij beperkt gebruik van internet.
Vier patiënten communiceren via de mail met hun zorgverlener. Dit doen zij bijvoorbeeld om afspraken in te plannen en /of te bevestigen, maar ook om vragen te stellen over
de aandoening. Deze vragen kunnen vervolgens worden besproken in een (telefonisch) consult met de zorgverlener.
Er zijn negen patiënten die aangeven het NVACP forum gebruikt te hebben om informatie te verkrijgen over hun aandoening. De meesten hebben na korte tijd of zelfs eenmalig gebruik het forum niet meer bezocht. Zij ervaren het forum als negatief, weinig oplossingsgericht en gebrekkig in medische relevantie. Het NVACP forum wordt vooral hulpvol bevonden in de eerste maanden na diagnose. Patiënten hebben dan de behoefte om hun persoonlijke verhaal te delen, het forum biedt hier gelegenheid voor. De reacties op de verhalen worden ervaren als steun. Drie patiënten bezoeken nog steeds met enige regelmaat het forum, één van hen participeert actief in het verstrekken van informatie, de overige nemen vooral passief deel; zij lezen de berichten van anderen zonder hier zelf actief op te reageren.
Alle patiënten (n=13) geven aan een meerwaarde te zien in het gebruik van E-health applicaties, en de meesten staan ook open voor het gebruik hiervan. Dit mag echter niet ten koste gaan van de face-to-face tijd met een medisch specialist. Het persoonlijke contact met een medisch specialist wordt als waardevol ervaren. E-health wordt gezien als een aanvulling op de huidige controle afspraken, niet als vervanging. Dit wordt onderstreept door de zorgprofessionals.
De meerwaarde van E-health applicaties in de zorg voor bijnieraandoeningen, wordt voornamelijk gezien in het bieden van betrouwbare informatie. Informatie wordt als betrouwbaar beschouwt als deze afkomstig is van, of bevestigt wordt door een medisch specialist of andere expert op het gebied van bijnierziekten. Dit is in overeenstemming met het verzoek van vier patiënten om fora te monitoren op medische onjuistheden.
Indien dit niet mogelijk is, is het belangrijk om duidelijk te vermelden dat de informatie mogelijk medisch incorrect kan zijn.
Ondanks dat alle patiënten de meerwaarde zien van online applicaties, geven drie patiënten aan persoonlijk niet de behoefte te hebben om E-health applicaties te gebruiken specifiek gerelateerd aan de aandoening. Zij prefereren direct contact met een zorgprofessional of geven aan reeds zelf voldoende kennis over de aandoening te hebben. Daarnaast zijn er vier patiënten die terughoudend tegenover een patiëntenforum staan, vanwege de ervaren negativiteit en het gebrek aan oplossingsgerichte berichten op het huidige forum voor bijnierpatiënten.
De grootste behoefte van bijnierpatiënten is praktische informatie die toepasbaar is in het dagelijks leven. Een van de geïnterviewde patiënten benoemde dit als volgt:
‘Ik wil gewoon proactief mijn medicijnen kunnen aanpassen als ik iets nieuws doe. ‘
De behoefte aan dergelijke informatie is het grootst tijdens levensgebeurtenissen zoals het behalen van het rijbewijs, een nieuwe opleiding, arbeidsre-integratie, reizen, sportieve uitdagingen of het krijgen van kinderen. Deze levensgebeurtenissen vertegenwoordigen een doel dat de patiënt nastreeft. Voor het behalen van deze doelen wordt actief
gezocht naar ondersteuning en aanvullende informatie. Een E-health applicatie biedt de mogelijkheid om informatie te structureren per doel. Er is behoefte aan informatie over medicatie, financiële hulp, coaching en persoonlijke ervaringen.
Twee andere wensen die door patiënten worden genoemd zijn het online toegang hebben tot hun eigen medische gegevens en laagdrempelig contact met een bijnierexpert. Het voorafgaand aan een gesprek kunnen inzien van waardes met uitleg hoe deze zich verhouden tot de normaalwaarden, maakt dat patiënten zich beter kunnen voorbereiden op een gesprek. Daarnaast veronderstellen patiënten dat dit bijdraagt aan het verwerken en onthouden van de informatie die ze ontvangen van de behandelend arts. Het kunnen teruglezen van de verslaglegging van de arts in het medisch dossier zou dit tevens bevorderen. Als patiënten spreken over laagdrempelig contact met een expert wordt gedacht aan een chatfunctie zoals deze op elektronicasites beschikbaar is bij bijvoorbeeld het kopen van een televisie. Deze chatfunctie biedt patiënten de gelegenheid om de expert algemene vragen met betrekking tot de ziekte te stellen.
Experts geven aan dat het belangrijk is om voorafgaand aan de ontwikkeling te bepalen voor welk probleem een E-health applicatie een oplossing is. Vervolgens dienen de oplossingsconcepten geëvalueerd te worden. Belangrijk is om hierbij tevens in kaart te brengen welke inspanningen worden verwacht van de diverse participanten. Wat betekent het bijvoorbeeld voor een arts om deel te nemen aan een online community. Daarnaast dient de toegevoegde waarde van een applicatie geëvalueerd te worden, dit kan zowel op medisch als technisch niveau. Medisch inhoudelijk door het meten van hoeveelheid klachten, aantal consulten per jaar, invloed op kwaliteit van leven en de mentale toestand van een patiënt. Technisch kan de applicatie geëvalueerd worden door het in kaart brengen van de gebruikservaring, oordeel over de applicatie maar ook of de applicatie voelt als een steun in de rug.
Aanbevelingen
Patiënten hechten veel waarde aan contacttijd met de verpleegkundig specialist en behandelend arts. Overige interventies moeten complementair zijn aan deze contacten. De meeste knelpunten die patiënten ervaren zijn terug te leiden tot een informatietekort. Dit kan verholpen worden door oplossingsgerichte, medische gevalideerde informatie.
Belangrijk is dat deze informatie positief geformuleerd is en praktische handvatten biedt voor het dagelijks leven. Het structuren van deze informatie naar de levensgebeurtenissen maakt dat het eenvoudig toegankelijk is voor patiënten.
E-health heeft volgens patiënten de potentie om te stimuleren in het ondernemen van activiteiten. Met de juiste informatie kunnen patiënten niet alleen reactief, maar ook proactief medicatie innemen, zodat acute situaties voorkomen kunnen worden. In
aanvulling hierop is de verwachting dat E-health kan bijdragen aan een afname van acute zorgsituaties, spoedopnames en uiteindelijk zelfs minder zorg over de hele breedte. Als zowel patiënten en hun omgeving weten hoe te handelen in specifieke situaties, zorgt
dit voor een reductie van de zorgbehoefte. Doordat patiënten zich beter voelen en meer grip hebben op hun aandoening zijn ze in staat om meer doelen te verwezenlijken en een grotere maatschappelijke bijdrage te leveren.
Professor GertJan van der Wilt, Erik Stroeken, Marcia Tummers Department for Health Evidence, Radboudumc